PrO Kunst Platform

Just another WordPress.com weblog

Welkom december 15, 2009

Filed under: Uncategorized — Linda Batenburg @ 9:43 pm

Welkom op ons weblog over het digitaal educatief product 2009-2010. U vind hier alle informatie betreffende Pro-Kunst. Wanneer u ideeën en of tips heeft verwijs ik u graag door naar de Ideeënbus, hier kunt u een reactie achterlaten en eventueel ook onze vragenlijst invullen wanneer u dit nog niet heeft gedaan.

Onder de kop Onderzoek staan de conclusies uit de individuele vooronderzoeken. De overige pagina’s spreken voor zich en bevatten de informatie over ons en de gemaakte notulen tijdens dit project.

Voorheen was de website te bereiken via pro-kunst.nl, maar door problemen met onze IT-man, is de website nu te bereiken via: http://prokunst.lbcreative.nl

 

Scenario: werking website december 9, 2009

Filed under: digitale aspect,website — Linda Batenburg @ 10:34 pm

 

Stroomschema

Filed under: digitale aspect,Stroomschema,website — Linda Batenburg @ 10:25 pm

 

Takenlijst november 30, 2009

Filed under: Uncategorized — Linda Batenburg @ 9:22 am

Eerstvolgende meeting: Woensdag 2 december 9:45

  1. Werktitel! (Bedenk een omvattende titel) (Allen ->woensdag)
  2. Onderwerp toelichten en een korte beschrijving van de inhoud, keuzes kort beargumenteren. Verwerk hier in de conclusies van de vooronderzoeken. (Allen ->woensdag)
  3. In eigen woorden kort vertellen wat er met het product bereikt moet worden. Met andere woorden wat moeten de leerlingen er in essentie van leren. Daarbij kun je ook denken aan voorbeeldopdrachten, die aangeven wat je bedoeling is. (Ilja)
  4. De doelstellingen zoveel mogelijk concreet formuleren (bijvoorbeeld middels de Smartmethode (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdindicatie). (Ilja)
  5. Beginsituatie: beschrijf de beoogde doelgroep (Allen ->woensdag)
  6. Beschrijf kort de te gebruiken onderwijsvorm/methode, beoogde didactische aanpak, soort opdrachten, het te gebruiken materiaal, software. (Ilja)
  7. Beschrijf kort hoe de techniek of het digitale aspect moet gaan werken. (zie document eisen functioneel ontwerp) (Linda)
  8. Beschrijf hoe het onderwijsproduct gebruikt gaat of kan worden binnen het curriculum van de school. (Nita)
  9. Testinstelling (-en), vermeld kort op welke en wat voor soort school (scholen) je het project gaat testen. (Misschien ben je daar nog niet uit in de groep, maar vermeldt dan de mogelijkheden) (Linda)
  10. Uitgewerkte planning, die synchroon loopt met de algemene planning. (Allen ->woensdag)
  11. Omschrijving van de taakverdeling onder de groepsleden (Allen ->woensdag)
 

Opdracht november 27, 2009

Filed under: Uncategorized — Linda Batenburg @ 9:23 pm
Tags: , , ,

Eindexamen project 2009-2010 Digitaal educatief product

Jan Leenders, 2008, http://www.twit2art.com

Willem de Kooning Academie Rotterdam

Studiejaar 2009-2010

Eindexamen project: beroep en theorie

Docenten: E. Hoogstraat (vakdidactiek), J. Gijsen (theorie), M.M. van Dijk (techniek), J. van der Ziel (onderwijskunde)

Het afstudeerjaar

Het afstudeerjaar aan de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving van de Willem de Kooning Academie bestaat uit vier onderdelen. De Leraar In Opleiding-stage; waar in je bijdraagt aan de ontwikkeling van anderen,  het beeldproject; waar je je scheppingsdrang kwijt kan, de excursie; waar er veel gevraagd wordt van je improvisatie en sociale vaardigheden en het digitaal educatief product; waar je al je creatieve ideeën omzet tot een bruikbare, digitale lessenreeks.

De eindexamenprojecten zijn voornamelijk beroepsgerichte activiteiten zoals die later in de werkelijke beroepspraktijk kunnen plaats vinden. Alle competenties van het toekomstige vakgebied worden daarmee gedurende het komende jaar verdiept en verbreed.

Digitaal educatief product

De afstudeeropdracht vanuit de vakken onderwijskunde, vakdidactiek en kunsttheorie is het ontwerpen, vervaardigen en testen van een digitaal educatief product ook wel methode of lessenserie genoemd, welke inzetbaar is in de beroepspraktijk van de kunsteducatie. Het onderwerp en de doelgroep daarbinnen zijn vrij te kiezen, maar moeten uiteraard weloverwogen gekozen en besproken worden.

Het inzetten van media ten behoeven van de kunsteducatie is een belangrijk onderdeel in dit eindexamenproject. Media spelen een belangrijke rol in onze hedendaagse maatschappij: ze bepalen het gesprek van de dag en beïnvloeden ons gedrag. Minister Plasterk heeft het onderwijs in 2005 de opdracht gegeven op leerlingen ‘mediawijs’ te maken: leerlingen moeten leren om media kritisch te gebruiken, dat leren ze door media te analyseren en te produceren. De docentenopleidingen voelen zich daar zeker door aangesproken. Zij moeten zelfs een voortrekkers rol spelen om de nieuwe generatiedocenten met de juiste vaardigheden en kennis uit te rusten. Juist de beeldende vakken, vooral CKV, kunnen een waardevolle bijdragen leveren aan het mediawijs maken van jongeren. Want jongeren zijn tegenwoordig niet alleen consument; de passieve kijker maar ook producent;  actieve betekenisgever en -maker.

Er zijn drie centrale vragen die tijdens het ontwikkelen en vervaardigen van het product telkens terugkomen. Deze vragen moet je gedurende het gehele proces in je achterhoofd houden.

  1. Ten eerste wat wil je dat er geleerd wordt? Dit gaat over de inhoud, de lesstof van het product.
  2. De tweede wederkerende vraag is: wat is de meerwaarde van de (gekozen) digitalisering van het product? Draagt het gekozen media bij aan de lesmethode en de leereffecten?
  3. De derde vraag is tot slot: is het product inzetbaar in de beroepspraktijk en is het gebruikvriendelijk?

Ontwikkelfasen

Het ontwikkelen van het product kent een vijftal fasen. Hieronder een opsomming en vervolgens een uitleg.

Fase:

  1. [Individueel]– Orientatiefase-pitch
  2. Conceptfase
  •   [Groep] Uitwerking van het idee
  •  [Individueel] Vooronderzoek; deelonderwerp, zie A
  •  [Groep] Opzet + schetsontwerp, zie B      

3.  [Taken Groepsleden] Productiefase; uitvoeren
4.  [Taken groepsleden] Testfase; testen van het product ook al eerder
5. Slotfase; afronden en evalueren

  • [Individueel] Reflectieverslag, zie C
  • [Groep] Presentatie, zie D

Het gehele proces start dus met een korte ‘pitch’ van je eerste idee, gedachte, vraag vanuit de beroepspraktijk. Uit de ‘ruilmarkt’ die daarop volgt worden er groepen, bestaande uit 2, 3 of 4 personen, gevormd.

Vanaf dat moment moet je een logboek bijhouden voor jezelf waar je alle ideeën en afspraken in noteert. De groep gaat vanuit het eerste idee of de ontstane discussie een gezamenlijk voorstel doen. Waarna er tevens een individueel vooronderzoek wordt gedaan naar relevante vraag of vragen met betrekking tot het idee. De conclusies uit de vooronderzoeken nemen jullie mee in de opzet.

Vanuit de goedgekeurde opzet gaan jullie het product maken. In deze fase is het van belang dat je de bedachten opdrachten en teksten voorlegt aan de docenten. Zorg ook dat er in de groep een eindredacteur is, die het overzicht bewaard en de teksten controleert.

Het is erg belangrijk dat dit gebeurd, daarmee wordt de kwaliteit en inzetbaarheid van het product alleen maar beter.

Het product of onderdelen van het product dienen meerdere keren getest te worden, waarna het aangepast kan worden. Denk daarbij aan gebruikersvriendelijkheid en werkzaamheid (werken alle knoppen?, vinden gebruikers makkelijk hun weg? Zijn de opdrachten logisch gesteld?). Daarnaast test je het product natuurlijk op het beoogde leereffect. (Wordt er wel het gene geleerd wat wij bedacht hadden? Meestal kan je dit slechts indirect testen.)

Daarna zijn er nog een aantal weken om het product af te ronden en presenteerbaar te maken. Als laatste schrijf je een kort reflectieverslag over het product, het proces en de samenwerking. Zie het rooster voor fasen en inleverdata.

Vereisten digitaal educatief product

Hieronder staan alle onderdelen waarop je beoordeeld wordt als groep en individueel. Vervolgens de vereisten van het vooronderzoek, de opzet en het reflectieverslag. Tot slot een opsomming van de beoordelingscriteria.

Individuele beoordeling:

  1. Individueel vooronderzoek (zie vereisten hieronder A)
  2. Eigen deelinhoud van het eindproduct, maak dus duidelijk wat de taakverdeling is.
  3. Reflectieverslag: tijdens het gehele project dient iedereen een individueel logboek bij te houden,dat ondersteunt je reflectieverslag, maar voorkomt ook onduidelijkheden of conflicten (zie vereisten onder C)
  4. Actieve deelname aan begeleidingsgesprekken met docenten over de opzet en voortgang van het product (zie vereisten onder C).

Groepsbeoordeling:

  1. Het eindproduct: een inzetbare, digitaal educatief product (zie vereisten hieronder E).
  2. De opzet met schetsontwerp (zie vereisten hieronder B).
  3. De presentaties van het eindproduct. (zie vereisten onder D).

A Vereisten vooronderzoek

Het vooronderzoek is de legitimering (door onderbouwde argumentatie) voor de opzet voor het digitaal product. Er wordt gelet op 4 inhoudelijke aspecten: aanpak / vraagstelling, samenhangend geheel, argumentatie en de vertaalslag naar digitaal product. Daarnaast worden de volgende 3 aanvullende aspecten meegenomen: inzichtelijk (leesbaarheid), taalgebruik, verzorging. Dit onderzoek is dus het zelfde als het literatuuronderzoek uit semester 6. Het is echter minder omvangrijk. Zorg dat je je deelinhoud goed afbakent.

B Vereisten opzet

  1. Werktitel! (Bedenk een omvattende titel)
  2. Onderwerp toelichten en een korte beschrijving van de inhoud, keuzes kort beargumenteren. Verwerk hier in de conclusies van de vooronderzoeken.
  3. In eigen woorden kort vertellen wat er met het product bereikt moet worden. Met andere woorden wat moeten de leerlingen er in essentie van leren. Daarbij kun je ook denken aan voorbeeldopdrachten, die aangeven wat je bedoeling is.
  4. De doelstellingen zoveel mogelijk concreet formuleren (bijvoorbeeld middels de Smartmethode (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdindicatie).
  5. Beginsituatie: beschrijf de beoogde doelgroep,
  6. Beschrijf kort de te gebruiken onderwijsvorm/methode, beoogde didactische aanpak, soort opdrachten, het te gebruiken materiaal, software.
  7. Beschrijf kort hoe de techniek of het digitale aspect moet gaan werken. (zie document eisen functioneel ontwerp)
  8. Beschrijf hoe het onderwijsproduct gebruikt gaat of kan worden binnen het curriculum van de school.
  9. Testinstelling (-en), vermeld kort op welke en wat voor soort school (scholen) je het project gaat testen. (Misschien ben je daar nog niet uit in de groep, maar vermeldt dan de mogelijkheden)
  10. Uitgewerkte planning, die synchroon loopt met de algemene planning.
  11. Omschrijving van de taakverdeling onder de groepsleden

B Vereisten schetsontwerp neemt Martijn met jullie als groep door, is namelijk helemaal afhankelijk van wat jullie gaan maken.

C Reflectieverslag, proces en communicatie

Het samenwerkingsproces, de communicatie met de begeleiding en bijhorende reflectieverslag wordt beoordeeld op de volgende punten:

    • Duidelijke communicatie met groepsleden en docenten
    • Constructief samenwerken
    • Actief luisteren
    • Geven van goede feedback
    • Bedenken van constructieve oplossingen bij eventuele tegenslagen
    • Omgaan met eventuele conflicten in de groep
    • Goed kunnen beargumenteren van de keuzes m.b.t. het (deel) product
    • Tonen van inzicht m.b.t. sterke en zwakke punten van het product

Reflecteer op de bovenstaande punten, schrijf een verslag van ongeveer 2 bladzijden.

D Presentatie

Het product moet meerdere keren gepresenteerd worden. Belangrijk daarbij zijn de volgende punten.

  • Elk groepslid komt aan het woord, en vertelt vanuit zijn of haar taak/taken.
  • Goede opbouw van het verhaal, duidelijkheid, kom snel tot de kern. Je hoeft niet elke keer het gehele proces te vertellen. Vertel over de inhoud van het product.
  • Je hebt 10 minuten de tijd. (Bij de peerreview iets korter, 5 a 7 minuten)
  • Gebruik het product, laat het goed zien en laat eventueel aanvullend beeldmateriaal zien.

E Beoordelingscriteria digitaal onderwijsproduct

Het digitaal educatief product wordt beoordeeld op de volgende punten:

  • Volledigheid: een compleet product, dat elk aspect van het onderwijsleerproces behelst. (grofweg: geselecteerde lesstof, duidelijke leerdoelen, goed uitgewerkte lesmethode met inventieve werkvormen en leerzame opdrachten en tot slot moet er nagedacht zijn over de toetsing, beoordeling.) Er wordt extra goed gelet op:
    • De didactiek: de gebruikte lesmethode/onderwijsvorm.
    • De opdrachten: leerzaam, afgestemd en ingespeeld op de beoogde lesstof en de doelgroep.
  • Inhoudelijkheid: hoe goed is het onderwerp geanalyseerd en uitgewerkt, is er sprake van een goede theoretische verdieping in uitgeschreven opdrachten en teksten.
  • Inzetbaarheid: een daadwerkelijk uitvoerbaar project in de praktijk van de kunsteducatie.
  • Duidelijkheid: een buitenstaander, bijvoorbeeld een andere docent, moet het product ook eenvoudig kunnen begrijpen en gebruiken.
  • Gebruikersvriendelijkheid: de leerling moet eenvoudig zonder veel vragen met het product kunnen werken.
  • Techniek: het product moet technisch gezien werkzaam kunnen zijn.
  • Vormgeving: de vormgeving staat vooral in dienst van de didactiek en duidelijkheid. Vormgeving moet aanspreken bij de doelgroep.
  • Creativiteit: creatieve, inventieve oplossingen en gebruik van de (digitale) mogelijkheden.

Procedure

In het kort een beschrijving van de procedure met betrekking tot het product. Als je daar nog vragen over hebt kun je de docenten daarover aanspreken. In het eerste kwartaal wordt in de lessen door verschillende docenten: onderwijskunde, theorie en vakdidactiek inhoudelijke informatie gegeven. In de conceptfase en productiefase krijg je vervolgens groepscoaching en inhoudelijke begeleiding van alle betrokken docenten. Er zijn ook individuele onderdelen en eventueel individuele gesprekken. Er worden gedurende het jaar meerdere keren verplichte afspraken gemaakt met de groepen naast de deadlines en belangrijke data in het rooster.

Als een groepslid niet goed functioneert, om wat voor reden dan ook, dient dit door gegeven te worden aan de docenten. Het lid wordt er dan door de docenten op aan gesproken. Waar mogelijk worden er aparte afspraken gemaakt. Belangrijk in dit kader is om ene logboek bij te houden, zodat je precies weet wat de afspraken zijn met de andere groepsleden. Zodat je elkaar er op aan kan spreken. Kom je als groep of als groepslid je verplichtingen niet na, zowel bij de begeleiding als bij je medestudenten. Dan heeft dat consequenties. Afhankelijk van de ernst van het verzuim. Het kan zijn dat je bij ernstig verzuim uitgesloten wordt van het eindexamen. Dan loop je dus studievertraging op.

Voor dat je eindexamen doet, ga je eerst op voor het groenlicht. Dat houdt in dat je je eindexamenprojecten: digitaal product en beeldproject kritische bekeken worden door het docententeam en een extern deskundige. Op basis daarvan krijg je groen of roodlicht. Groen houdt in dat je het vertrouwen hebt van de commissie om af te kunnen studeren. Het bekent niet dat je ook automatisch afstudeert, maar de kans is groot. Rood houdt in dat je niet het vertrouwen hebt van de commissie omdat de kwaliteit en of kwantiteit van de producten nog te wensen over laat. Dit houdt in dat je op eigen risico wel op mag gaan voor het eindexamen, maar dat je kans van slagen kleiner is. De ‘groenlicht’-beoordeling en de eindbeoordeling vinden plaats volgens bovenstaande onderdelen en criteria door alle genoemde docenten op basis van het advies van de externe deskundige. De eindbeoordeling hoeft per groepslid niet hetzelfde te zijn omdat je op verschillende onderdelen ook individueel beoordeeld wordt.

 

Rooster eindexamen 2009-2010 excursie en digitaal product 4 voltijd
week Inhoud Speciale les
week 36 Fase 1: oriëntatie Introductie excursie en digitaal product (DP)
week 37 Pitch DP, indeling groepen excursie Martijn’s digitale mogelijkheden
week 38 Begeleiding excursie/ vooronderzoek
week 39 Fase 2: concept + vooronderzoek + opzet / Vervangend programma ivm Venetië
week 40 Begeleiding excursie/ vooronderzoek
week 41 Begeleiding excursie/ vooronderzoek
week 42 Begeleiding excursie/ vooronderzoek
week 43 herfstvakantie
week 44 Inleveren handout + laatste voorbereidingen voor excursie
week 45 Excursie Istanbul
week 46 Begeleiding DP
week 47 Begeleiding DP Schetsontwerp door Martijn ?
week 48 Begeleiding DP
week 49 Inleveren vooronderzoek DP, eerste versie
week 50 Inleveren opzet eerste versie
week 51 Reactie op vooronderzoek en opzet
week 52 kerstvakantie
week 53 kerstvakantie
week 1 Begeleiding DP
week 2 Inleveren eindversie vooronderzoek en opzet
week 3 Fase 3: productie + Reactie op eindversie vooronderzoek en opzet
week 4 Begeleiding DP In deze fase opdrachten en teksten laten lezen aan de docenten
week 5 Begeleiding DP
week 6 Peerreview: tussentijdse presentatie DP
week 7 Begeleiding DP
week 8 Begeleiding DP
week 9 voorjaarsvakantie
week 10 Begeleiding DP
week 11 Fase 4: testen
week 12 Begeleiding DP
week 13 Begeleiding DP
week 14 Inleveren eerste versie digitaal product
week 15 Generale repetitie groenlicht
week 16 Groenlicht
week 17 Mondelinge feedback groenlicht
week 18 meivakantie
week 19 Fase 5: Afronding
week 20 Begeleiding DP
week 21 Begeleiding DP
week 22 Inleveren digitaal product eindversie maandag 1 juni
week 23 voorbereiding presentatie
week 24 Eindexamen
week 25 Opening expositie 25 juni
week 26 Diploma-uitreiking vrijdag 2 juli

 

Leerdoelen

Tijdens het eindexamen wordt de student getoetst op alle competenties van de opleiding. De competenties moeten voldoende, goed of uitstekend bevonden worden door de commissie. De blauw gemarkeerde (deel)competenties worden beoogd door de gestelde toetscriteria van het digitaal educatief product.

CURRICULUM COMPETENTIES

Docent beeldende kunst en vormgeving Willem de Kooning Academie

Creërend vermogen

1. De beginnende docent creëert beelden die voortkomen uit het volgen van een artistieke visie en kan dit creatieve proces in dienst van het docentschap stellen

de beginnende docent

a) herleidt een complex van kennis, inzicht, waarnemingen, indrukken en emoties tot artistieke ideeën, baseert hierop een eigen artistieke visie en kan deze verder ontwikkelen

b) drukt de eigen artistieke visie met behulp van daartoe geëigende middelen uit in autonoom of toegepast beeldend werk creëert beelden in uiteenlopende disciplines en demonstreert daarbij inzicht in de manier waarop beelden ervaringen veroorzaken en betekenissen overdragen

(Kunst)pedagogisch en didactisch vermogen

2. De beginnende docent zet (kunst)pedagogische, didactische  en vakinhoudelijke kennis en vaardigheden op een methodische wijze in bij educatieve activiteiten om

het beeldend vermogen van de leerling/cursist te ontwikkelen

de beginnende docent

a) stimuleert, begeleidt en adviseert leerlingen/cursisten (individueel of als groep) bij het ontwikkelen van een beeldend vermogen, bij de keuze en het gebruik van beeldende middelen, bij het oplossen van beeldende problemen en bij de presentatie en de beschouwing van het gemaakte werk

b) begeleidt en adviseert leerlingen/cursisten (individueel of als groep) bij culturele activiteiten binnen het gehele spectrum van de kunsten

c) biedt leerlingen/cursisten kennis en inzicht van het maatschappelijk functioneren van kunst in een brede culturele en cultuurhistorische context

d) toont in staat te zijn het beeldend vermogen en de zich ontwikkelende kunstzinnige en culturele inzichten een betekenisvolle plaats te geven bij de zelfontplooiing van de leerling/cursist

e) houdt rekening met verschillen tussen leerlingen/cursisten (bijvoorbeeld: cultureel, sociaal-economisch of ontwikkelingspsychologisch)

f) is in staat algemene didactische en onderwijskundige kennis en vaardigheden op het gebied van de kunsteducatie toe te passen

g) houdt rekening met eventuele leer- en gedragsproblemen bij leerlingen/cursisten en weet wanneer het nodig is om externe deskundigheid in te roepen

h) toont in staat te zijn instrumenten voor proces- en productevaluaties (toetsing, examinering en afsluiting) te hanteren en betrekt daarbij vakoverstijgende en algemene onderwijsdoelen

Operationaliserend vermogen

3.  De beginnende docent kan voor zichzelf en anderen een inspirerende en functionele onderwijssituatie opzetten en in stand houden

de beginnende docent

a) toont in staat te zijn de materiële en immateriële leeromgeving zo in te richten dat interesse in de beeldende kunst en vormgeving wordt gewekt en levend gehouden

b) toont in staat te zijn methodisch verantwoord lesmateriaal te ontwerpen en kan dit toepassen

c) toont een vraaggerichte houding, kan leervragen vertalen naar educatieve activiteiten en kan deze activiteiten organiseren

d) toont zich bewust van de noodzaak zakelijke voorzieningen te treffen om ook op de lange termijn beroepsmatig zelfstandig als docent werkzaam te kunnen zijn

Vermogen tot een samenwerking

4. de beginnende docent is in staat een zelfstandige bijdrage te leveren aan gezamenlijk educatief product of proces

de beginnende docent

a) toont in staat te zijn in afstemming met anderen (kunst)pedagogische doelen te realiseren

b) toont in staat te zijn de eigen bekwaamheden in een samenwerkingsverband in te zetten en kan daarbij begrip, respect en waardering opbrengen voor de verschillende verantwoordelijkheden en belangen van de anderen

c) voert constructief overleg met collegae en kan collegiale ondersteuning geven en accepteren

Communicatief vermogen

5. De beginnende docent kan effectief en efficiënt zijn of haar artistieke, pedagogische en didactische visies in onderling verband hanteren, presenteren en toelichten

de beginnende docent

a) zet uiteenlopende communicatieve vaardigheden in om zijn of haar artistieke, pedagogische en didactische visies toe te lichten naar te onderscheiden doelgroepen

b) verantwoordt zijn of haar artistieke, pedagogische en didactische visies en de daaruit voortvloeiende keuzes in het kader van de waarden en identiteitsuitspraken die gelden binnen de school of instelling

c) gaat buiten de school of instelling contacten aan die relevant zijn voor een eigen kunsteducatief en cultureel netwerk en weet deze te onderhouden

d) toont in staat te zijn te onderhandelen over organisatorische, financiële en inhoudelijke aspecten van zijn of haar beroepspraktijk als docent

Vermogen tot groei en vernieuwing

6. De beginnende docent kan zijn of haar docentschap verder ontwikkelen en verdiepen

de beginnende docent

a) toont een oriënterende en onderzoekende grondhouding en staat open voor nieuwe inzichten en vaardigheden wat betreft methoden, technieken, materialen

b) is in staat de persoonlijke (kunst)pedagogische visie steeds verder te ontwikkelen

c) gaat constructief om met kritiek van anderen

d) herkent nascholingsvragen, formuleert deze en is bereid tot deelname aan nascholing

e) draagt individueel of met collegae bij aan adoptie en implementatie van onderwijsvernieuwingen

Reflectief vermogen

7. De beginnende docent kan het eigen (kunst)pedagogisch, didactisch en artistieke handelen beschouwen, analyseren, duiden en beoordelen

de beginnende docent

a) beoordeelt het eigen didactisch handelen op (kunst)pedagogische waarde en effectiviteit

b) plaatst culturele ontwikkelingen in een maatschappelijke context en relateert deze aan het eigen (kunst)pedagogische handelen

c) toont over brede kennis te beschikken van de actuele ontwikkelingen binnen het eigen (kunst)pedagogische vakgebied, de beeldende kunst en vormgeving, de andere kunstdisciplines en de beeldcultuur in het algemeen

d) toont over brede kennis te beschikken van de kernconcepten, structuren, werkwijzen en theorieën van de beeldende kunst en vormgeving, de andere kunstdisciplines en van de historische en sociaal-maatschappelijke bedding daarvan

e) toont inzicht in de samenhang tussen de verschillende beeldende en vormgevende disciplines en tussen de manieren waarop deze beschouwd worden en relateert dit aan het eigen (kunst)pedagogische vakgebied

Omgevingsgerichtheid

8. De beginnende docent kan relevante omgevingsfactoren in de samenleving signaleren en deze gebruiken bij zijn werkzaamheden als docent

de beginnende docent

a) toont inzicht in de relaties tussen onderwijs, vorming en opvoeding binnen een sociaal-culturele context

b) houdt zich op de hoogte van ontwikkelingen wat betreft het werk en ideeën van kunstenaars en vormgevers uit de eigen discipline en uit de eigen en andere culturen en laat zich daardoor inspireren

c) toont inzicht in de functie en plaats van de kunsten in verschillende sectoren van de samenleving en verwerkt die in zijn professioneel handelen als docent

d) hanteert kennis van de organisatiestructuur van de binnen- en buitenschoolse (kunst)educatie

Taken en verantwoordelijkheden docenten

Els Hoogstraat: docent vakdidactiek, inhoudelijke begeleiding product.

Martijn van Dijk: docent digitale Media, aanspreekpunt technische vragen, functioneel ontwerp en technische realisatie product.

Jojanneke Gijsen: docent kunsttheorie, inhoudelijke begeleiding product.

Johanneke van der Ziel: docent onderwijskunde, inhoudelijke begeleiding product.

Veel succes en inspiratie toegewenst in je afstudeerjaar.

Namens het docententeam,

Jojanneke Gijsen

Els Hoogstraat

Martijn van Dijk

Johanneke van der Ziel

Colofon

Rotterdam, DBKV, september 2009

Tekst: Johanneke van der Ziel

Bron afbeelding:http://www.wecross.nl/2008/07/09/kunst-en-sociale-media-een-goede-combinatie-bij-twit2art/